Kinderlijke genoegens

Toen ik nu alweer twintig jaar geleden in Engeland werkte, woonde ik niet ver van de beroemde tuinen van Sissinghurst Castle. Soms ging ik daar ’s avonds op mijn brommer naartoe. Om de tuinen te bekijken als die eindelijk ze leeg waren na een dag vol busladingen tuinliefhebbers, maar vooral om de twee dames, Pam en Sybil, te bezoeken die tuinen gezamenlijk bestierden.

Zij hadden nog onder Vita Sackville West gewerkt en waren een goudmijn van leerzame anekdotes waaruit vooral bleek dat de ruimdenkendheid van de beroemde schrijfster en tuinierster zich niet uitstrekte tot het tuinpersoneel. Ook leerde ik uit hun verhalen dat Vita Sackville West altijd eind-juni vertrok om in Italië te overzomeren. De tuinen moesten in juni op hun mooist zijn en daarna deed het er minder toe. Nu, een halve eeuw nadat Vita Sackville West overleed, is dat nog altijd in de tuinen te merken. Ga er liever in juni dan in oktober naartoe.

Naast verhalen over vroeger hadden Pam en Sibyl ook een geweldige praktische kennis van tuinieren. En met die kennis waren ze gul. “Plant nooit een clematis tegen een halfcirkelvormige muur”, waarschuwde een van hen eens. “Waarom niet?”, vroeg ik. “Omdat hij dan aan het ene eind nog in knop staat terwijl hij aan de andere kant al is uitgebloeid”, was het antwoord. Daar was ik zelf niet op gekomen, misschien niet omdat ik naast Sissinghurst geen enkele andere tuin kende waarin een muur in de vorm van een halve cirkel voorkwam.

“Plant nooit lavendel langs een pad”, was een ander advies, “de bezoekers kunnen het niet laten om met hun hand langs de bloemstengels te gaan en de bloempjes eraf te trekken”.

En let maar eens op: lavendel die langs een druk belopen pad staat heeft geen bloemen, maar kale, leeggeriste sprieten. “Zet nooit fuchsia’s of geraniums naast een bank” was ook een wijsheid van Pam en Sibyl, en verdomd, in veelbezochte tuinen worden dergelijke planten altijd kaalgestekt door bezoekers die, rustend op een tuinbank, de aanpalende vegetatie plunderen.

Stelen doe ik niet in tuinen – niet omdat ik een betere inborst heb dan u, maar omdat ik meer planten krijg dan mij lief is. Mijn probleem is niet hoe stekken te jatten, maar hoe ze te weigeren zonder de gulle gever te beledigen. Maar lavendel verminken doe ik wel. Je hebt van die planten die je gewoon moet aanraken: lavendel omdat de bloempjes zo bevredigend loslaten en dan heerlijk geuren, fuchsia’s omdat de bolvormige knoppen zo heerlijk knappen als je erin knijpt, en bloemen van floxen de nectar uit de bloembuisjes te zuigen. Tuinen zijn niet alleen een lust voor het oog, maar ook voor de rest van onze zintuigen. Hoe kinderlijker de genoegens, hoe meer lol, wat mij betreft.

Ik geniet ervan om brandnetels met een kapmes om te maaien en een vuur stoken is nog spannender geworden nu het niet meer mag. Ik vind het nog altijd leuk om in het voorjaar een fluit te maken van fluitenkruid en om de vruchtjes van een esdoorn op mijn neus te plakken. Om zeilbootjes te maken van een kalmoesblad, en om de bessen van de sneeuwbes met een stuk elektriciteitsbuis tegen iemands achterhoofd te schieten.

 

Een van mijn favoriete heesters is Colutea arborescens, de blazenstruik, waarvan je de bolle zaadpeulen als een opgeblazen boterhamzakje kunt laten knallen. Heeft u kinderen, kleinkinderen, of buurkinderen dan moet u beslist een Colutea in de tuin planten. Voor zover ik mij kan herinneren stond er geen blazenstruik in de tuinen van Sissinghurst, maar als hij er nu staat dan hebben ze hem vast op een flinke afstand van het pad geplant.