April

De meest geciteerde regel uit het lange gedicht The Waste Land van T.S. Eliot is waarschijnlijk de beginregel ‘April is the cruelest month’. Het heeft lang geduurd voor ik begreep wat Eliot bedoelde. Je begrijpt die uitspraak pas als je weet dat april de maand was waarin het huwelijk van de dichter op de klippen liep, waarin zijn vrouw psychotisch werd en waarin hij zelf in een diepe depressie belandde. Het contrast tussen zijn gemoedstoestand en de natuur waarin alles in april ontluikt leidde tot de verzuchting dat april de wreedste maand is. Vergelijk het gedicht met het hartverscheurende lied ‘Le Moribond’ waarin Jacques Brel zingt ‘C’est dur de mourir au printemps, tu sais’.

Bon – genoeg intellectueel geneuzel. Het gaat ons goed en in de tuin is april de spannendste tijd van het jaar. Bosanemonen en sleutelbloemen bloeien onder de uitlopende krentenboompjes en de varens ontrollen hun blad en vooral dat laatste is ongemeen boeiend. Iedere varen ontvouwt zijn blad op zijn eigen wijze: de tongvaren lijkt op een cobra die zijn prooi beloert, terwijl de koningsvaren er waardig bijstaat met zijn blad als een bisschopsstaf. Struisvarens zijn weelderig groen en doen nog niet vermoeden dat ze in een droge zomer in juli al weer bruin worden.

Struisvarens

Wie eenmaal een belangstelling voor varens ontwikkelt is verkocht en soms ontaardt die belangstelling in een obsessie; de varenliefhebber wordt lid van de Nederlandse Varenvereniging en begint fanatiek varens te verzamelen. Al gauw is zijn tuin te klein.

Ik houd van varens en daarom ga ik graag bij zo’n varencollectioneur op bezoek. Meestal valt dat tegen. Veel varens lijken op elkaar en als je ze allemaal naast elkaar plant dan lijkt de een al snel op het lelijke zusje van de ander. Er kan maar één de mooiste zijn. In de Botanische Tuin van Leiden is een varentuin aangelegd – een prijzenswaardig streven, want varens kunnen wel wat extra aandacht gebruiken. Bovendien kunnen met behulp van zo’n varentuin bezoekers worden voorgelicht, want nog altijd denken veel tuinliefhebbers dat alle varens van nattigheid en schaduw houden, terwijl er toch ook varens zijn die in de zon en bij droogte gedijen. Maar uit esthetisch oogpunt is zo’n varentuin een misser: je ziet door de varens de tuin niet meer en de vorm van de individuele planten komt niet tot zijn recht omdat de varens dicht op elkaar staan. Varens hebben geen bloemen; hun belangrijkste kenmerk is nu juist hun vorm en het is dan ook belangrijk om ze in de tuin zo toe te passen dat die vorm goed uitkomt. Dat doe je bijvoorbeeld door het fijnverdeelde blad van de varen af te laten steken tegen andersvormig blad. 

                                                Koningsvaren

Dat andersvormige blad hoeft niet per sé het blad van een hosta te zijn, want maar al te vaak lijkt hostablad zelf op het blad van een varen doordat de slakken er alleen maar een ragfijn nervenskelet van overlaten. Dat is vooral in stadstuinen het geval.

Daar voorkomt de kat van uzelf, of die van de buren, dat lijsters op hun gemak de huisjesslakken op een steen kapot kunnen timmeren. Blijf in zo’n situatie niet tobben met hosta’s want er zijn genoeg planten die de hosta kunnen vervangen. Plant Darmera peltata, een forse plant met roze bloemen in het voorjaar en daarna groot blad in de vorm van een omgekeerde paraplu, of Epimediums, polvormende planten met witte, gele of lila bloemen en glimmend, gemarmerd, samengesteld blad dat volledig slakkenbestendig is. En er is één varen die geen fijnverdeeld, maar tongvormig onverdeeld blad heeft; dat is de atypische tongvaren die als contrast met zijn ragfijn ingesneden soortgenoten kan worden geplant. Die tongvaren, Asplenium scolopendrium, is ook een voorbeeld van een varen die wel schaduw, maar zeker geen overvloed aan vocht verlangt. Vaak zaait de tongvaren zichzelf in muren waarvan de voegen wat beginnen te verweren, of in stapelmuurtjes. Voorwaarde is wel dat er een exemplaar binnen een straal van een kilometer voorkomt. Ook op droge taluds heeft de tongvaren het naar zijn zin. Er zijn allerlei bijzondere vormen van de tongvaren in de handel. Ik vind de gewone eigenlijk al mooi genoeg, maar ik heb een zwak voor de vorm die vaak onder de naam ‘Undulatum’ wordt aangeboden, met kunstig gegolfd blad. Ook kunt u deze varen tegenkomen onder pseudoniemen als ‘Crispum’ of ‘Nobile’. De naamgeving van varens is niet bepaald doorzichtig.

Wie wel schaduw in de tuin heeft, maar geen vocht, zou ook eens op zoek kunnen gaan naar de beukvaren, Gymnocarpium dryopteris, een zodevormend varentje dat zelfs aan de voet van een coniferenhaag gedijt. En ook voor drassige, zonnige situaties is er keus genoeg. De struisvaren, Matteuccia struthiopteris, doet het eigenlijk overal (vaak zelfs tè goed), maar ook de bolletjesvaren, Onoclea sensibilis, en de koningsvaren, Osmunda regalis, staan eigenlijk veel liever in het licht dan in de schaduw.