Bollen voor vochtige grond

Bloembollen komen uit Turkije, zo leren we altijd. Dat klopt gedeeltelijk, maar de meeste komen van veel verder weg, uit Kazachstan en Oezbekistan. In ieder geval uit gebieden waar het ’s zomers heet en droog is. Daarom plant je bloembollen op een warme plaats in droge grond. Minder bekend is dat er ook bloembollen van dichterbij komen. Narcissen bijvoorbeeld. Die komen bijna allemaal uit Spanje, en dan niet uit het snikhete Andalusië, maar uit het koele en natte noorden, waar de ene na de andere depressie vanuit de Golf van Biskaje het land binnenrolt.

En zelfs in ons eigen land groeien bloembollen in het wild. In de Alblasserwaard bloeien ieder voorjaar miljoenen zomerklokjes, samen met dotterbloemen, en in de Kop van Overijssel staan in de drassige uiterwaarden van de IJssel nog altijd honderdduizenden kievitsbloemen. En gelukkig groeien die bolgewassen op plaatsen waar je alleen met een bootje kunt komen. Ze zijn daar relatief veilig voor hebberige verzamelaars. 

Tot zover deze aardrijkskundeles. Er bestaan dus wel degelijk bloembollen die houden van drassige grond. De narcis die het meest van natte voeten houdt is een miniatuur narcisje: Narcissus cyclamineus. De plant wordt nog geen 20 cm hoog. De trompet is felgeel, zoals bij narcissen gebruikelijk, maar de bloemblaadjes zijn achterover geslagen. Mij doen ze altijd denken aan een kwade ezel die zijn oren in zijn nek legt. In vochtige grond verwildert dit narcisje enthousiast. De bloei is vroeg, in februari en maart.

Van het zomerklokje, Leucojum aestivum, zou je verwachten dat het in de zomer bloeit, maar de naam is misleidend. Deze bol bloeit eind april, tegelijk met het lelietje-der-dalen. De plant had dus beter lenteklokje kunnen heten, maar die naam was al bezet. De bollen van het zomerklokje lijken sprekend op die van een narcis en daar is de plant ook familie van, maar de bloemen zijn totaal anders: zomerklokjes bloeien met bengelende klokjes, wit met groene punten. Ze doen denken aan een ouderwetse lampenkap. De bloemstengels zijn stevig en in vochtige grond bijna een halve meter lang. Iedere stengel draagt drie tot vijf klokjes. De meest verkochte selectie heet ‘Gravetye Giant’.

Gravetye is de naam van het landgoed waar deze extra forse variëteit werd gevonden.

Kievitsbloemen zijn uniek in de plantenwereld. Hun bloemen zijn niet effen van kleur maar geblokt, in licht en donker paars, in het patroon van een dambord. De bloemstengels zijn rank en dun, en dragen een relatief grote bloem. Ook deze is van het lampenkapmodel. Een enkele keer bengelen er twee bloemen aan één stengel. De bloemen van de kievitsbloem zijn nogal variabel: je lichtpaarse bloemen die bijna naar roze neigen, en andere zijn donker paarsbruin. En een klein percentage is wit.

Al deze vochtminnaars zitten liever onder de grond dan als bol in een zakje. Laat ze niet uitdrogen en plant ze altijd meteen na aankoop.