Groente van eigen staete

Overal verrijzen appartementencomplexen; bouwvallige villa’s worden van krakers ontdaan, gesloopt, en in plaats van één huis verschijnen er op dezelfde plaats zes of tien appartementen. Vaak heeft zo’n complex een imposante voordeur, geflankeerd door neo-dorische zuilen. De naam van zo’n appartementencomplex eindigt steevast op staete: Victoriastaete, Wilheminastaete, Buitenstaete - alsof er in zo’n huizenblok louter landjonkers wonen.

Een modern appartement heeft meestal een flink terras of balkon en dat schept de gelegenheid om ook zonder tuin te tuinieren. Potten met citrusboompjes, oleanders en andere oranjerieplanten passen mooi bij de status van de staete, maar zelfs groenteteelt behoort op een ruim balkon tot de mogelijkheden want sommige groentes nemen maar weinig ruimte in. Een veldje Eigenheimers of Bintjes is wat te hoog gegrepen op een balkon en ook een groente als boerenkool of bloemkool neemt veel ruimte in. Maar de tomatenteelt hoort zeker tot de mogelijkheden. Drie of vier tomatenplanten in grote potten kunnen een flinke oogst opleveren en een zomer lang in de tomatenbehoefte voorzien, ook al omdat een staete meestal niet door kinderrijke gezinnen worden bevolkt, maar door bedaagde echtparen met een door leeftijd getemperde eetlust. Het voordeel van een tomaat is dat hij recht omhoog groeit en daardoor weinig ruimte in beslag neemt. Om die opgaande groei te bewerkstelligen is het wel nodig om regelmatig te ‘dieven’, dat is het verwijderen van scheuten die in de bladoksels van de plant ontspruiten. Een vakkundig gediefde tomaat kan met gemak manshoog worden zodat de tomaten zonder bukken geplukt kunnen worden.

Niet alleen de tomaetenstaete, maar ook de doperwtenstaete en de pronkbonenstaete behoren tot de mogelijkheden. Doperwten en pronkbonen zijn klimplanten; ook zij kunnen omhoog worden geleid waardoor ze betrekkelijk weinig ruimte innemen. Doperwten klimmen met behulp van draaddunne ranken en daarvoor is houvast nodig in de vorm van gaas of rijshout. De pronkboon is gemakkelijker: die windt zich om alles wat hij maar in zijn buurt vindt, zodat een wigwam van bamboestokken voldoende is. Ook is het mogelijk om pronkbonen te laten kimmen langs de spijlen van een balkon. Pronkbonen zijn niet alleen lekker om te eten, maar ook mooi om naar te kijken. De plant komt oorspronkelijk uit Mexico; in de 16e eeuw werd hij door de Spanjaarden in Europa ingevoerd. De eerste paar honderd jaar werd de pronkboon als sierplant gekweekt – hij heet niet voor niets pronkboon – en pas in het begin van de 18e eeuw kwam men erachter dat de lange groene peulen eetbaar waren.

Pronkbonen zaai je in juni. Vooral als de nachten zwoel zijn kiemen de bonen snel en kun je twee maanden later oogsten. Leg de bonen een nacht te weken in lauw water en duw er acht in een grote bloempot waarin u vier bamboestokken heeft gezet die je met de toppen bij elkaar bindt. Houd de potgrond vochtig. Als de bonen eenmaal gekiemd zijn zullen ze razendsnel groeien. De groei is net niet zichtbaar, maar veel scheelt het niet. Het spreekt vanzelf dat voor die spectaculaire groei veel mest en water nodig is. Geef iedere week vloeibare mest, en iedere dag water. Vroeger werd er op volkstuinen wel rotte vis als meststof gebruikt, maar op een staete past dat niet.

 

Pronkbonen zijn er in twee verschillende kleurslagen: wit en oranjerood. Ook een combinatie van die kleuren komt voor. Oranjerood bloeiende pronkbonen ogen feestelijker dan wittte. Een vrij nieuw roodbloeiend ras is ‘Lady Di’, dat vlak voor haar dood nog door Lady Di zelf gedoopt is. Een ouderwets ras met rood-witte bloemen is ‘Painted Lady’, een vrolijke pronkboon met een enorme oogst.