Het laatste tuintje

Nu in deze coronatijd magere hein flink met zijn zeis om zich heen slaat, komen we vaker op kerkhoven dan ons lief is. In gewone, gezonde tijden komen we er zelden. Hoewel er natuurlijk ook trouwe bezoekers zijn. Maar het zou mij niet verbazen als de meesten van ons tijdens hun vakantie vaker een kerkhof bezochten dan gedurende de rest van het jaar. Op beroemde kerkhoven, zoals de Joodse begraafplaats in Praag, of San Michaele in Venetië struikel je bijna over de toeristen. In eigen land heerst op kerkhoven een diepe rust. Toch zijn ook die soms een bezoekje meer dan waard, al was het maar vanuit botanisch of cultuurhistorisch oogpunt.

Begraafplaatsen waren vroeger het middelpunt van de stad of het dorp. Nu worden ze aan de uiterste rand van de bebouwde kom aangelegd en door hoge hagen aan het oog van de levenden onttrokken. Het verhullen van het kerkhof is symbolisch voor het verstoppen van de dood. In onze geïndividualiseerde maatschappij is de dood verworden tot een betreurenswaardig incident dat zo snel mogelijk vergeten moet worden. De dood is bijna onzichtbaar. Buurtbewoners voelen zich niet meer betrokken bij een sterfgeval in de straat. Dat kan ook moeilijk, want thuis sterven is uit de mode. Doodgaan wordt gezien als overlast; je doet dat niet thuis tijdens de wereldkampioenschappen voetbal, maar in een hospice of ziekenhuis.

Rituelen rond het sterven zijn folklore geworden en crematie is – meer nog dan de teraardebestelling - ontaard in een gebeurtenis die grenst aan het zakelijke. De aula van een crematorium is licht en proper, en afgetimmerd met Fins berkenhout. De treurenden nemen plaats; een gedicht van Ida Gerhardt wordt voorgedragen, een kort dankwoord wordt gesproken en onder het afspelen van een cd-tje met populair-klassieke muziek verdwijnt de kist achter een paar zwartfluwelen gordijnen, in beweging gezet door een onzichtbare afstandsbediening. Een kleffe krentenbol in de koffiekamer, en dan naar huis. De as wordt verstrooid en dan is er niets. Geen plaats om sneeuwklokjes en klimop te planten. Geen steen die langzaam met mos overgroeid raakt.

Maar misschien is het tij aan het keren: een teken dat daarop zou kunnen wijzen is de toenemende populariteit van het columbarium – geen duiventil, maar een soort wijnrek waarin de urnen met as kunnen worden gestald. Niet elegant, maar beter dan niets.

Al in vroeg-christelijke tijden werden op kerkhoven bomen geplant. Vaak was dat de taxus – groenblijvend en daarom ook in heidense tijden al een symbool voor eeuwig leven. Naast de taxus is de thuja, de levensboom, een veelgeplante boom op begraafplaatsen en ook vind je er een staalkaart van treurbomen: treurbeuken, treurwilgen, treurberken en treur-essen vormen de hoofdmoot, maar ook treurvormen van esdoorn, eik en meidoorn komen voor.

Om inspiratie op te doen voor een artikel over grafbeplanting bezocht ik de Gemeentelijke Begraafplaats Moscowa, in Arnhem. Die meet 26 ha en is naast een kerkhof een schitterende bostuin. Vooral in het gedeelte “onbepaalde tijd” staan monumentale bomen die door nabestaanden als klein boompje zijn geplant en die het graf in de loop der jaren volkomen hebben ontwricht.
Zeldzame korstmossen in de weinig funeraire kleuren geel en oranje hebben oude grafschriften onleesbaar gemaakt. Het is goed mijmeren hier, terwijl de grasklokjes nabloeien, de spechten roffelen, en de konijnen paren in de bosjes. Leven en dood liggen dicht bij elkaar, op Moscowa. Hier ligt Dirk Troelstra, de jongere broer van oersocialist Pieter Jelles. En in het columbarium rust de as van Wim Kan.

De meest recente graven zijn echte tuintjes, vol begonia’s, geraniums en andere perkplanten. Je ziet nabestaanden in de weer met harkjes en gieters. Opvallend is het om te zien dat de tuinkabouter het in de laatste jaren ook tot grafkabouter heeft geschopt. De meest recente graven staan trouwens toch vol met vogeldrinkbakken en allerlei snuisterijen. Het graf als uitdragerij.

Wie ideeën wil opdoen voor het beplanten van een graf kan het beste eens gaan kijken op een kerkhof. Er zijn zo veel variabelen: zand of klei, zon of schaduw, konijnen of woelmuizen. De ervaring leert dat de frequentie van het grafbezoek met de jaren afneemt; nabestaanden worden zelf tot overledenen;familie verhuist en raakt over het land verspreid. Er is dus alles te zeggen voor een beplanting die geen al te intensieve zorg vraagt en die een zekere mate van verwaarlozing overleeft. Klassiek is een beplanting met Sempervivum, huislook. Sempervivum betekent ‘eeuwig levend’ en is dus in hoge mate symbolisch. Bovendien kan deze plant met weinig water toe zodat je ook nog eens met vakantie kunt zonder dat de planten verwelken. Ook klimop is een klassieker, maar die plant beperkt zich niet tot het platte vlak maar overwoekert ook de grafsteen. En wat misschien nog wel het belangrijkste is: op begraafplaatsen huizen bijna altijd konijnen. Grafbeplanting moet in de eerste plaats konijnenproof zijn.   



Voor diegenen die een graf te beplanten hebben geef ik een verre van compleet lijstje van planten die geschikt zijn voor grafbeplanting en – minstens zo belangrijk - waar konijnen niet van houden, hoewel de smaak van konijnen oer streek kan verschillen:

Voor in de zon: 

Sedum anglicum
Muurpeper
Geranium ‘Cambridge’
Geranium ‘Biokovo’ en alle andere ooievaarsbekken. Drie planten van Geranium ‘Rozanne’ bedekken een heel graf.
Vrouwenmantel
Bodembedekkende jeneverbes
Buxus, hoewel de buxusmot geen eerbied voor de doden toont. Hij maakt geen onderscheid tussen begraafplaatsen en voortuinen 

Voor in de schaduw:

Hosta in soorten
Varens, vooral Mannetjesvaren
Lelietje-der-dalen
Klimop
Pachysandra terminalis
Geranium macrorrhizum
Geranium endressii
En mos – misschien niet gewenst in het gazon, maar op het kerkhof uiterst sfeervol.