Hulstvlieg

Niets is normaal, in de natuur. Bloeiende sneeuwklokjes op nieuwjaarsdag, terwijl een jaar geleden omstreeks deze tijd de rayonhoofden vergaderden over een eventuele Elfstedentocht. Maar goed, ik trap deze open deur niet in omdat de sneeuwklokjes zo vroeg bloeien, maar omdat ik vanmorgen op zoek was naar een mooie rechte stok. Ik wandel iedere dag tweemaal met mijn honden. Ze zouden zichzelf gemakkelijk kunnen uitlaten in de tuin, maar dat doen ze niet. Wandelen vinden ze geweldig, maar ik moet voorop. Maar nauwelijks zijn we op pad of ze verdwijnen; ze gaan achter een haas aan, of proberen een muis of een mol te vangen. Ik wandel dus grotendeels alleen, totdat de honden en ik elkaar aan het einde van de wandeling weer ontmoeten.

Als ik wandel loop ik graag met een stok. Ik heb een hele verzameling stokken, maar er kan er altijd nog wel een bij. ‘Een nieuw jaar, een nieuwe stok’, dacht ik en ik ging met een takkenzaagje in mijn zak op stap. Maar het luistert nauw – een goede stok. Bomen en struiken genoeg, daar ligt het niet aan, maar aan elke tak mankeert iets. Te dik of te dun, te krom of te kort, te glad of te knoestig.

En zo kwam ik tot mijn nieuwjaarsoverpeinzing: niets is normaal, of beter gezegd: niets is perfect in de natuur. Neem de hulst. Normaal gesproken zie ik hulst als decor, maar eenmaal per jaar – een week voor Kerstmis – ga ik erop uit om hulst te plukken. Bessen zijn altijd wel te vinden, maar ik ben veeleisend, en ik heb dan liever takken die niet alleen bessen, maar ook nog gaaf blad dragen. En ga je erop letten, dan is er bijna geen onbeschadigd hulstblad te vinden. Bijna alle bladeren dragen de sporen van de hulstvlieg.

De hulstvlieg is een vlieg die in het begin van de zomer zijn eitjes afzet op jong hulstblad. Uit die eitjes komen larven die zich het blad in boren. Daarbinnen maken ze mijnen en daarom worden ze dan ook ‘mineerders’ genoemd. Deze minuscule mijnwerkers verlaten later in het jaar het blad om zich in de grond te verpoppen. En uit de pop komt weer de hulstvlieg. Cyclus voltooid.

Er zijn honderden verschillende mineerders die zich vaak gespecialiseerd hebben in één bepaalde plant. Berucht is de kastanjemineermot die iedere zomer het blad van paardenkastanjes aantast. De mijnwerkende larven zijn moeilijk te bestrijden, want met de gifspuit zijn ze moeilijk te raken. Ze zitten onaanraakbaar binnenin het blad.

Dat zou je tenminste denken, maar de praktijk is anders. Mezen pikken het blad aan en eten de larven op. Gaasvliegen – die lichtgroene, bijna doorzichtige insecten - boren dwars door het blad heen en peuzelen de larve op. Sluipwespen kennen die truc ook. Spinnen maken een gaatje in het blad en sleuren de larven naar buiten. Oorwurmen en mieren weten hen ook te vinden. In werkelijkheid is het leven van de mineerder vol gevaren.

En daarom is het ook geen goed idee om mineerders met chemische bestrijdingsmiddelen te lijf te gaan. De mineerder maakt deel uit van een wonderbaarlijke kringloop en het is nooit verstandig om een schakel uit zo’n kringloop te verwijderen.

Als je hulstkweker bent kan ik me voorstellen dat je niet blij bent als je bomen door de hulstvlieg zijn aangetast, maar in de tuin? Waar maken we ons druk over?