Judasboom

Als ik terugdenk aan mijn jeugd, dan zijn het vooral de bomen die me nog scherp voor de geest staan: de grote holle iep aan de voet van de duinen waarin je je kon verstoppen, de linden bij de gereformeerde kerk waaronder pauwen scharrelden en de hoge beuken die in het voorjaar onwaarschijnlijk lichtgroen uitliepen. In de schors van die beuken hadden Duitse soldaten in de oorlog hun initialen gekerfd, initialen die nu langzaam vergroeiden en met de jaren steeds onleesbaarder werden.

Judasboom

Maar de boom die ik me het best herinner is de judasboom die tegen de zuidmuur stond van het Proveniershofje in Haarlem. Een echte prille jeugdherinnering is dat niet want ik zat toen al op de middelbare school.

Mijn middelbare school hanteerde een systeem van keuze-uren dat het tamelijk eenvoudig maakte om te spijbelen: je vertelde bij wiskunde dat je liever de geschiedenisles volgde en bij geschiedenis verkondigde je het omgekeerde. Zo had je een uur vrij om de stad in te gaan. Vaak ging ik met mijn medespijbelaars biljarten bij Café Restaurant Brinkman op de Grote Markt en ik weet nog goed hoe we eens onder het biljart moesten wegduiken toen een fanatieke leraar ons op de fiets gevolgd was. Op de terugweg naar school ging ik dan soms even kijken naar de judasboom die in het Proveniershofje stond. Tegenwoordig is de judasboom niet meer zo’n grote zeldzaamheid, maar toen was het de enige die ik wist te staan in de wijde omgeving.

De judasboom, Cercis siliquastrum is misschien wel de meest exotische boom die we in onze tuin kunnen planten. Om te beginnen is het een boom met een legende: de judasboom zou de boom zijn waaraan Judas Iskariot zich na zijn verraad van Jezus heeft verhangen. Dat geeft toch iets andere associaties dan een knotwilg of een esdoorn. Waarschijnlijk klopt het verhaal niet en is de naam judasboom een verbastering van Judea’s boom. Judea is de streek waarin de judasboom veelvuldig voorkomt.

Ook wat uiterlijk betreft is de boom met geen andere te vergelijken. De Judasboom bloeit eind-april, begin-mei met roze vlinderbloemen die qua vorm op de bloemen van de blauweregen lijken. Ze hangen alleen niet in trossen naar beneden en ze verschijnen ook niet, zoals bij gewone bomen, aan de uiteinden van de takken, maar breken in losse groepjes van tien tot twintig bloemen op willekeurige plaatsen uit de stam en de takken. Het is een verrassend gezicht, die bloemen aan een kale stam en je hebt altijd de neiging om er even voorzichtig aan te trekken om te voelen of ze wel vastzitten.

Cercis siliquastrum bloeit op het naakte hout en een boom in volle bloei is een roze wolk die vanaf grote afstand opvalt. Sommige bomen bloeien zo rijk dat de takken onder de bloesem schuilgaan. De bloemkeur varieert, van licht- tot donkerroze en een enkele keer kom je een witbloeiende albino tegen. Je ziet de judasboom in alle landen rond de Middellandse Zee – in Griekenland en Italië zijn in april hele streken roze gekleurd en soms wordt er daar zelfs een berceau, een loofgang, van gemaakt.

Wij hebben het idee dat de judasboom bij ons niet winterhard is, maar dat valt mee. Een jong exemplaar kan nog weleens een tik van de winter krijgen als het meer dan vijftien graden vriest, maar een oudere boom is volledig winterhard. Boom is overigens wel een groot woord voor wat meestal een vertakte struik is die niet meer dan vijf meter hoog wordt. Naast mooie bloemen heeft de judasboom aantrekkelijk blad: het is bijna rond, als een hart zonder punt. Misschien is niervormig een beter woord dan hartvormig. Het blad is niet heldergroen, maar heeft een blauwgroene zweem. De judasboom groeit overal, ook op de armste grond, en houdt van volle zon. Na de bloei hangt de boom vol peulen die sprekend op de gelijknamige groente lijken. Ze zijn eetbaar, maar de smaak houdt niet over. De bloemen, die ook eetbaar zijn, worden soms over salades gestrooid om die een feestelijk tintje te geven.

Ook kunt u ze door een beslagje halen en ze frituren; ze smaken aangenaam lichtzuur. De zaadpeulen verkleuren in de loop van het seizoen naar rood en ze zijn niet onaardig om te zien maar aan het einde van de herfst zou je toch willen dat ze nu eindelijk eens van de boom vielen. Dat doen ze niet. Ze blijven hardnekkig hangen en vallen pas af nadat de boom een jaar later weer gebloeid heeft. Toen mijn judasbomen jong waren plukte ik die zaadpeulen er in het voorjaar af; ik vond dat ze de bloemen in de weg zaten. Maar naarmate de bomen groter werden nam mijn pluklust af. Bij een volwassen judasboom is het bijna een dag werk.

Tot voor kort was de Europese judasboom de enige van de ongeveer tien soorten die er bestaan die in ons land verkrijgbaar was. De laatste tijd is daar nog een tweede judasboom bijgekomen: Cercis canadensis ‘Forest Pansy’, een naam die Angelsaksen altijd besmuikt doet lachen omdat pansy in het Engels niet alleen viooltje betekent, maar ook een scheldwoord is voor iemand die zich onderscheidt door nichterig gedrag. Cercis canadensis ‘Woudnicht’ zou deze judasboom dus in het Nederlands kunnen heten.

Cercis canadensis ‘Forest Pansy’ is een struik – beslist geen boom – met rood blad en de bekende roze bloemen die iets kleiner zijn dan de bloemen van Cercis siliquastrum. Het blad is niet dof, zoals dat van een roodbladige hazelaar, of somber, zoals dat van een rode beuk, maar gloeiend wijnrood, vooral bij tegenlicht. Een schitterende achtergrond voor vurige crocosmia’s, oranje dahlia’s of felrode klaprozen.

Cercis canadensis komt uit Noord-Amerika, maar de meeste judasbomen zijn in China te vinden. Cercis chinensis, Cercis occidentalis en Cercis racemosa zijn Aziatische soorten die je een enkele keer tegenkomt in verzamelaarstuinen. Ze zijn beslist niet zonder sierwaarde, deze andere soorten – de plantenverzamelaar Wilson beweerde zelfs dat Cercis racemosa een van zijn mooiste introducties was – maar voor mij bestaat er toch maar één echte judasboom: Cercis siliquastrum – de enige Europese soort.