Papyrus

In het Kon Tikimuseum in Oslo is de Ra II te bezichtigen, de kruising tussen een boot en een vlot waarmee Thor Heyerdahl in de vroege jaren zeventig van Afrika naar Zuid-Amerika voer. Hij probeerde te bewijzen dat de oude Egyptenaren al lang voor onze jaartelling naar Amerika waren gereisd. Door wetenschappers wordt nog altijd meesmuilend over de theorieën van Heyerdahl gesproken, maar voor het grote publiek was hij een held. De Ra II was gemaakt van papyrus, een waterplant die langs de Nijl groeit en waarvan waarschijnlijk het mandje is gevlochten waarin Mozes op de rivier dobberde. Het drijfvermogen van papyrus was dus al langer bekend.

Behalve voor oudtestamentisch vlechtwerk werd papyrus duizenden jaren lang gebruikt voor het maken van papier, totdat er modernere manieren in zwang kwamen. De beroemde Dode Zee bijbelrollen zijn op papyrus geschreven. Nu wordt er alleen voor de toeristen nog papier van papyrus gemaakt, zoals je bij ons in het Openluchtmuseum kunt zien hoe je handgeschept papier van lompen produceert. En door vervuiling van de Nijl komt de papyrus in Egypte nauwelijks meer voor.

In Europa groeit de papyrus alleen in het uiterste zuiden; bij Syracuse op Sicilië is een papyrusmoeras waarvan alle planten afkomstig zijn van een stekje dat Ptolemaeus II Philadelphus, de koning van Egypte, aan zijn vriend Hiëron II, de tiran van Syracuse schonk. En aangezien papyrus zich via uitlopers verspreidt gaat het hier nog altijd om de kloon uit de antieke wereld.

De papyrusplant heet officieel Cyperus papyrus. Hij behoort tot de familie van de cypergrassen, een plantenfamilie die in Nederland berucht is vanwege de knolcyprus, een soort die in 1975 met gladiolenknollen is ingevoerd en die sindsdien een lastig onkruid is geworden in bollenvelden en aardappelakkers. Een ander cypergras, dat vooral de ouderen onder u wel zullen kennen, is Cyperus alternifolius, het parapluplantje dat in de jaren zestig populair was als kamerplant. Het stond steevast in een glazen accubak. De accubak zie je nog steeds – het ding is vrijwel onverwoestbaar – maar het parapluplantje heeft in populariteit ingeboet. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat de lucht in onze huizen sinds de jaren zestig een stuk droger is geworden waardoor de parapluplant gaat kwijnen.

 

Papyrus en het parapluplantje zijn niet winterhard. Ze doen het ’s zomers goed in kuipen en ondiepe vijvers, maar moeten ’s winters naar binnen worden gehaald. Daar hebben ze vooral veel licht nodig, en een temperatuur van minimaal tien graden. In mei kunnen ze weer naar buiten.

Een cypergras dat de hele winter buiten kan blijven is de vijverplant Cyprus longus, een cypergras dat ongeveer een meter hoog wordt en dat vaak als laatste redmiddel in het ondiepe gedeelte van troebele vijvers wordt geplant omdat dit cypergras in staat is om grote hoeveelheden fosfaat en nitraat uit het vijverwater te halen. Hierdoor wordt de vijver zo voedselarm dat algen geen kans meer krijgen.

Van alle Cypergrassen is Cyperus papyrus, de echte papyrus, het moeilijkst door de winter te coachen. En ook op een andere manier is het een lastige plant want als payrus het naar zijn zin heeft maakt hij stengels van twee meter lengte. Op die manier neemt één plant ‘s winters een flink deel van de kamer in beslag. Op het internet zie ik dat er een kleine variëteit van papyrus in de handel is: ‘King Tut’ – waarschijnlijk een koosnaampje voor Tut Ankh Amon. Die plant zou voor kleinbehuisden een uitkomst zijn, want de echte papyrus is van alle cypergrassen verreweg de sierlijkste. Creëer er een een bijbels hoekje mee, samen met de ster van Bethlehem en de roos van Jericho.