Rozen voor insecten

Vroeger was juni de maand van de rozen. Tegenwoordig is het mei. Op het moment dat ik dit schrijf – 4 mei – kun je de knoppen in de rozen al zien zitten. Sinds kort is het ecologisch correct om rekening te houden met onze bedreigde insecten als je een tuin aanplant. Dat geldt ook voor rozen. Daardoor zijn de meeste rozen taboe. Die zijn gevuldbloemig waardoor stampers en meeldraden verborgen blijven, en er voor insecten niets te halen valt. De meeste rozen die je kunt kopen zijn gevuld en zitten nu in het verdomhoekje. Gevuldbloemigheid is een afwijking.

Rosa laevigata

Weliswaar zijn er veel gevulde bloemen als gevolg van een spontane mutatie in de vrije natuur ontstaan, maar normaliter zou zo'n freak geen lang leven leiden, als de mens de plant niet had verzameld en doorgekweekt. Want maar al te vaak heeft de gevulde bloem geen geslachtsorganen en is de gevuldbloemigheid ontstaan doordat stampers en/of meeldraden in bloemblaadjes zijn veranderd, waardoor de bloem met geen mogelijkheid bevrucht kan worden.

En hierin schuilt dan ook de aantrekkingskracht die gevulde bloemen uitoefenen op tuiniers en bloemschikkers. Want doordat de gevulde bloem wekenlang vruchteloos wacht op het insect dat er toch ooit in zal slagen om het wonder tot stand te brengen, bloeien gevulde bloemen twee of drie keer zo lang als hun enkelbloemige soortgenoten. Wat in de natuur een fatale afwijking is, blijkt in de tuin en in de vaas een voordeel. Dat is dan ook de reden dat – zodra iemand in het wild een gevulde bloem tegenkomt – deze wordt uitgegraven en doorgekweekt.

Niet alle gevulde bloemen zijn mooi; er zijn zelfs monstruositeiten, zoals de gevuldbloemige salvia en het dubbelbloemige blauwe druifje, dat zo topzwaar is dat de plant zijn eigen bloemstengels niet meer overeind kan houden – een kwaal waaraan wel meer dubbelbloemigen lijden. Meestal is gevuldbloemigheid de afwijking, en enkelbloemigheid de norm, maar er zijn planten waarbij die situatie is omgekeerd. Zo zie je veel vaker een dubbelbloemige dahlia dan een enkelbloemige en hoewel de enkelbloemige ranonkel een prachtige plant is, kun je alleen maar gevuldbloemige ranonkels kopen.

Een andere plant waarbij gevuldbloemigheid de norm is, en enkelbloemigheid de afwijking, is de roos.
De enkelbloemige roos, met vijf bloemblaadjes en een grote bos meeldraden in het midden van de bloem, kom je in tuinen zelden tegen. Wel in de natuur – daar vind je de hondsroos, de duinroos en de egelantier, en in de wegberm, waar de Japanse bottelroos bij de plantsoenendienst een gewilde plant is. Zo zeldzaam zijn die eenvoudige bloemen in tuinen, dat een enkelbloemige roos bijna altijd opzien baart. Toch heeft de enkelvoudige bloem grote voordelen, ook voor de tuinier. 

Het belangrijkste voordeel – afgezien van esthetische overwegingen – is dat een enkelbloemige roos na de bloei haar bloemblaadjes laat vallen. Sommige gevulbloemige rozen doen dat ook, maar bij het merendeel blijven de uitgebloeide bloemen als vieze proppen pruimtabak hardnekkig aan de bloemsteel vastzitten. Een afschrikwekkend voorbeeld is ‘Albertine’. De tuinman of  -vrouw moet om de twee dagen langs alle rozen, met snoeischaar en handschoenen, om de uitgebloeide bloemen af te knippen. Dat is misschien een aardig werkje voor iemand die maar twee rozen in de tuin heeft, en daarnaast alle tijd van de wereld, maar de meeste tuiniers hebben wel wat anders te doen. En bij een struikroos valt het karwei nog mee, maar bij een klimroos moet iedere keer de trapleer uit het schuurtje worden gehaald en dan is de lol er snel af, ook al gaat het maar om een paar rozen.

Hoewel de keuze beperkt is als je alleen maar enkelbloemige rozen plant, is er toch keus genoeg. Het zijn er geen duizenden, die algemeen verkrijgbaar zijn, maar toch eerder honderden dan tientallen. 

Voorbeelden? Mijn favoriet is de grote struikroos Rosa moyesii ‘Geranium’. Granaatrode bloemen en later in het jaar grote knaloranje bottels. Ook klimroos Rosa laevigata is charmant: de spierwitte bloemen zijn misschien wat flodderig, maar o zo elegant. En het blad – bij veel rozen niet het sterkste punt – glimt als een spiegel.