Tussen de tegels

Iedere tuinier kent het verschijnsel: planten zaaien zich juist daar waar je ze niet wilt hebben, op plaatsen waar je ze moeilijk kunt uittrekken zonder dat de wortels afbreken, bijvoorbeeld tussen de stenen van een straatje of tussen de tegels van een terras. De voegenkrabber is niet voor niks een veel gegeven verjaardagscadeau. Waarom gaan planten nu juist staan op plaatsen waar ze ogenschijnlijk geen vocht en voeding hebben? Kennelijk hebben ze het tussen tegels of stenen naar hun zin; daaronder is het wel degelijk altijd vochtig en de beperkte ruimte voor hun wortels schijnt hen niet te hinderen.

Op plaatsen waar je loopt wil je geen planten hebben; niets is treuriger om te zien dan een platgetrapte plant. Maar op plaatsen waar je niet loopt zou je de begroeiing juist kunnen aanmoedigen. Want waarom zou je niet gebruik maken van een feit dat een plant graag in voegen groeit?

De orthodoxe tuinarchitect ontwerpt een terras dat groot genoeg is voor een tafel en zes stoelen, eventueel aangevuld met ruimte voor een barbecue, terraskachel of buitenkeuken. De tegels worden in gestabiliseerd zand gelegd en de voeg wordt zo smal mogelijk gehouden, want hoe minder er in de voegen groeit, hoe beter. Zelfs mos wordt als onwenselijk ervaren. Zo’n verhard vlak oogt nogal steriel, maar de moderne leeftuin vraagt kennelijk om verharding.

Als je nu toch geen gedreven tuinier bent, of als je weinig tijd hebt voor de tuin, zou je het terras ook wat groter kunnen maken, waarbij je op het zitgedeelte van zo’n terras de voegen dicht smeert, maar op het ongebruikte deel van zo’n tegelvlakte de voegen open laat, of zelfs beplant. Op die manier verander je een kale steenvlakte in een tuin. Bovendien worden de contouren tussen zitgedeelte en tuingedeelte verzacht; ze gaan geleidelijk in elkaar over. En – niet onbelangrijk – het hemelwater kan weg. Geen plas op het terras.

Denk niet dat zo’n begroeid terras volledig onderhoudsvrij is; ook daar zal af en toe gewied moeten worden, maar het onderhoud is er een stuk minder dan in een traditionele border. Met een uurtje in de maand ben je in een betegelde tuin wel klaar. Wieden doe je na een flinke regenbui; dan trek je de ongewenste planten relatief gemakkelijk uit. Vooral op zaailingen van bomen moet je attent zijn. Berken en esdoorns ontkiemen graag in voegen en laat je zo’n zaailing uitgroeien tot een boompje, dan kun je later je terras weer opbreken om dat boompje te verwijderen. Want ga je trekken, dan breekt het af en groeit het, net als de hydra, met verdubbelde kracht weer aan. Wees er dus op tijd bij.

Een andere plant die sommigen liever niet tussen hun tegels wensen is de paardenbloem. Ook die is lastig uit te trekken en sinds Roundup op de zwarte lijst staat, zitten we met een probleem. Dat probleem los je op met een zoutvaatje: laat een beetje zout precies in het midden van de rozet van een paardenbloem vallen. Die kan daar niet tegen. Zout is niet echt milieuvriendelijk, maar in ieder geval een stuk vriendelijker dan andere bestrijdingsmiddelen. En zie eens wat een prachtige zoutminnende flora van Engels gras en Deens lepelblad er langs onze snelwegen ontstaat, vanwege onze pekel strooiende gladheidsbestrijders. Trouwens - over zoutminnaars gesproken: ga eens kijken wat er op zeedijken tussen de basaltblokken groeit. Als zeekool vanuit het kleinste kiertje tot een reusachtige plant kan uitgroeien, dan kan dat ook op jouw terras. Groente van eigen terras – wat wil je nog meer?

Een heel aparte categorie van terrasplanten zijn planten die langs de voegen kruipen en die op die manier het patroon waarin de tegels gelegd zijn accentueren. Het stekelnootje is zo’n plant; Acaena novae-zeelandiae is een laag plantje met fijnverdeeld blad dat langzaam maar zeker de voegen tussen tegels koloniseert. De wijnrode bloemhoofdjes doen mij altijd denken aan een goedendag, een middeleeuws wapen, maar dan in miniatuurformaat. Wie van klein en fijn houdt kan kiezen voor Acaena ‘Pewter’, met minuscuul loodgrijs loof.

Een klassieke voegenkruiper is Soleirolia soleirolii, of slaapkamergeluk, met piepkleine eironde blaadjes. Er bestaat een goudgele vorm, maar die is matig winterhard. Vooral in de schaduw kan slaapkamergeluk, ook bekend als hoe-langer-hoe-liever, diepgroene plakkaten vormen. Een leuk alternatief voor een vochtige plaats in de zon is Mentha requienii, Corsicaanse munt, met zo mogelijk nog kleiner blad, dat bij kneuzing een sterke pepermuntgeur verspreidt. En op drogere plaatsen kun je gebruik maken van allerlei variëteiten kruiptijm. Wie tijm plant krijgt mieren; laat die met rust, want de fauna in de tegeltuin is minstens zo belangrijk als de flora. Denk bijvoorbeeld ook aan het solitaire graafbijtje.

Een plant die je vroeger in oma’s tuin nog wel als randje rondom een perk tegenkwam is vetmuur. Deze plant heeft een omgekeerde ontwikkeling doorgemaakt: van sierplant naar onkruid. In Boskoop noemen ze hem ‘apiesmos’. Sagina subulata, zoals de wetenschappelijke naam van vetmuur luidt, lijkt op mos, totdat in de zomer de witte stervormige bloemetjes verschijnen. Het plantje is wintergroen en daardoor een ideale voegenvuller.

Een echte terrasliefhebber is de grote, groenblijvende wolfsmelk Euphorbia characias, een reus van een plant die dol is op een stenige omgeving. Zo’n reus kun je in een voeg niet planten, maar elk zaadje dat je in een kier laat vallen zal ontkiemen. Ruimte heb je wel nodig, want ook met beperkte ruimte voor zijn wortels wordt Euphorbia characias toch wel een meter hoog en breed. Veel kleiner blijft de cipreswolfsmelk, Euphorbia cyparissas, een echte korte-afstandsloper met stengels die bezet zijn met naaldachtige blaadjes. Cipreswolfsmelk maakt wortelstokken en verspreidt zich als een lopend vuurtje langs de voegen van de tegeltuin. In de gewone tuin is zo’n plant een woekeraar, maar hier komt die eigenschap juist van pas. Cipreswolfsmelk gaat na een show van rode en oranje herfstkleuren in winterrust.

Een plant die zich bij uitstek tussen tegels thuis voelt is de stokroos. In geveltuintjes in onze steden is het te zien: nergens is een stokroos gezonder dan tussen de straatstenen. In de tuin hebben stokrozen steevast last van roest, een schimmelziekte die de onderste bladeren van de plant bruin doet verkleuren. De sporen van de roest vallen op de aarde en worden door opspattend regenwater verspreid. Tussen tegels is geen aarde, waardoor de schimmelsporen wegspoelen en de stokrozen niet geïnfecteerd worden. Wil je gezonde stokrozen – bestraat of betegel je tuin.

Een wilde plant die graag tussen tegels groeit is de margriet. Verzamel wat zaad van wilde margrieten en houd de grove gekweekte cultivars uit de buurt. Strooi het zaad in de voegen en na een jaar heb je in mei en juni een margrietentuin. Na juni is een margriet niet mooi meer. Wacht op een onweersbui en trek daarna de margrieten uit de voegen. Wees niet bang dat je ze kwijtraakt; het volgende jaar zullen ze toch weer bloeien als nooit tevoren.

Terrastegels beschermen planten tegen vorst en werken als een verwarmingsbron doordat ze overdag warmte opslaan, die ze ’s nachts weer uitstralen. Daarvan kun je gebruik maken door op je terras planten te zaaien die in de gewone tuin niet winterhard zijn. Denk bijvoorbeeld aan een plant als Dierama, een knolgewas dat vanuit Engelse tuinen naar ons land is overgewaaid. Angels fishing rods, worden Dierama’s in Engeland genoemd en die naam geeft de groeiwijze mooi weer: de bloemstengels ontspruiten als hengels vanuit een toef grasachtig blad en buigen elegant over als de lila, klokvormige bloemen opengaan. De stengels zwaaien in het geringste zuchtje wind en wie daarvan vanuit zijn tuinstoel getuige is zou nooit iets anders meer willen dan een tegeltuin.

Dierama's en agapanthus